De zeevaart wordt vaak in verband gebracht met treurende vrouwen, met als bekend voorbeeld de Schreierstoren in Amsterdam, gesitueerd op een punt waar zeevaarders afscheid namen van hun echtgenotes en waarvan de gevel voorzien is van een steen met daarop een huilende schippersvrouw. Met deze gevel van een wooncomplex in havenstad Den Helder willen we een positievere, meer opwindende draai geven aan dit in wezen romantische gegeven.

In plaats van tranen zien we schuimende golven, luchtbellen en wulpse vormen: de Helderse vrouwen wisten zich wel te redden en lieten hun hoofd niet zakken in tijden van eenzaamheid. Op het dak zien we kroontjes die enerzijds verwijzen naar de klassieke bolroosters uit de Amsterdamse school en anderzijds naar de zelf gecreëeerde rol van de vrouw als koningin van haar eigen leven. Onder elk Jugendstil-balkon is ruimte voor een serenade aan deze dames die er niets voor voelen om bij de pakken neer te zitten en zichzelf te hullen in verdriet.

“Als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iedren nacht”
– J.J. Slauerhoff, Voor de verre prinses, uit de poëziebundel Serenade (1937)